Uitgangspunten begroting

Op deze pagina staat meer informatie over de meerjarenbegroting in relatie tot dPi. Wij gaan in op de realiseerbaarheid van de meerjarenbegroting en het belang van scenario-analyses. Daarnaast gaan wij in op de in te rekenen saneringsheffing en obligoheffing in relatie tot dPi2023.

Realiseerbaarheid meerjarenbegroting
WSW leidt de financieringsbehoefte van een deelnemer ten behoeve van het borgingsproces af uit de meerjarenbegroting en dpi. Ook de ontwikkeling van de financiële positie van een deelnemer wordt hieruit afgeleid. Inzicht in deze ontwikkeling is nodig om de borgbaarheid op langere termijn te beoordelen. 
WSW acht het van belang dat de meerjarenbegroting een zo realistisch mogelijke inschatting bevat van het (investerings)programma zoals dat aansluit op de interne besluitvormingsprocessen van de deelnemer. In de praktijk blijken deelnemers hier verschillend mee om te gaan, waarbij de complexiteit met name zit in het plannen van de kasstromen van investeringsprojecten. Inherent aan het werken met begrotingen en prognoses is er namelijk sprake van onzekerheid vanwege externe afhankelijkheden in het verkrijgen van vergunningen en contracteren van partijen, alsook zaken als interne plan- en project capaciteit, besluitvorming en impact van bouwkostenontwikkelingen.

Vanuit het perspectief van de borger beschouwt WSW de kasstromen als realistisch als deze aansluiten op een haalbaar investeringsprogramma en daarmee met grote waarschijnlijkheid leiden tot een financieringsbehoefte binnen de planperiode. Dit betekent voor met name de eerste prognosejaren dat er sprake is van concrete projecten die ten grondslag liggen aan de kasstromen. Het betreft projecten die in een vergevorderd stadium van voorbereiding en/of reeds in uitvoering zijn. Voor de latere prognosejaren is het logisch dat investeringskasstromen zijn gebaseerd op een inschatting van het transitieprogramma op basis van (voorlopige) plannen die nog verder moeten worden uitgewerkt.  

In de praktijk worden in een aantal gevallen ook ambities of niet ingevulde doelstellingen reeds financieel doorgerekend. WSW verwacht dat deelnemers dit pas in de financiële meerjarenbegroting opnemen op het moment dat er gerede kans is dat dit tot kasstromen leidt. Wanneer het om inzicht gaat van additionele programma’s bovenop het meest realistische programma, dan verwacht WSW dat dit in een alternatief scenario wordt opgenomen in de meerjarenbegroting.  

Scenario-analyses
WSW merkt dat deelnemers in toenemende mate gebruik maken van de inzichten vanuit scenario-analyses op basis van eigen inzichten. De relevantie hiervan neemt toe naarmate de werkelijkheid volatiel is en de afwijking ten opzichte van gehanteerde uitgangspunten en parameters toeneemt. De scenario’s geven inzicht in de gevoeligheid voor dergelijke ontwikkelingen van de meerjarenbegroting en daaruit volgende financiële ratio’s en hebben meerwaarde bij het beoordelen van de begroting en de mate waarin bijsturing mogelijk is.

WSW benadrukt het belang van scenario’s als directe aanvulling op de - bij voorkeur zo actueel mogelijke - gehanteerde uitgangspunten en parameters. WSW verwacht dat de meest relevante scenario’s als zodanig terugkomen in de toelichting bij de meerjarenbegroting en inzicht bieden in de ontwikkeling van de ratio’s van zowel de DAEB-tak als de toegelaten instelling. De gevoeligheid verschilt per deelnemer en hangt af van de ruimte in de kasstroom, vermogenspositie en omvang van het investeringsprogramma. De meest relevante scenario’s zien op macro-economische ontwikkelingen zoals rente, prijsstijgingen in bouwkosten en onderhoudsuitgaven, indexatie van de huurstroom en mate waarin deze gerealiseerd kan worden alsook een combinatie van scenario’s. Aanvullende scenario’s kunnen zien op meer beleidsmatige opties en verschillende niveaus van berekening op de meest gevoelige onderdelen.  

WSW beoordeelt de robuustheid van dPi in de context van deze scenario-analyses. Hierdoor worden de effecten van externe ontwikkelingen zichtbaar, maar is er ook een duidelijke basis om besluiten te nemen omdat inzichtelijk is of en wanneer moet worden bijgestuurd. WSW vraagt deelnemers de (gecombineerde) scenario’s en bijsturingsmogelijkheden onderdeel te laten zijn van het totstandkomingsproces van de komende meerjarenbegroting. 

Sanering en obligo
In het kader van dPi informeert WSW zijn deelnemers jaarlijks welke bedragen voor saneringsheffing en obligoheffing moeten worden opgenomen. Onderstaand informatie over de in te rekenen saneringsheffing en obligoheffing in relatie tot dPi 2023.

Saneringsheffing
Op dit moment is de verwachting dat geen saneringsheffing benodigd is in de dPi-periode. Deelnemers hoeven daarom (net als vorig jaar) geen bedrag hiervoor op te nemen in dPi. Afhankelijk van nieuwe ontwikkelingen of nieuwe inzichten zouden deze verwachtingen op enig moment anders kunnen worden, waardoor het mogelijk is dat deelnemers in de toekomst wel wordt gevraagd hiervoor weer een bedrag in te rekenen. 

Obligo
Deelnemers van WSW worden verzocht om in dPi (DAEB-tak) rekening te houden met te heffen obligo. Reden hiervoor zijn de aanspraken op WSW als borgsteller als gevolg van de afsplitsing van WSG en Humanitas. Daarnaast is het noodzakelijk om de soliditeit van het stelsel te waarborgen. Daarom vraagt WSW zijn deelnemers in de vijf prognosejaren elk jaar obligo in te rekenen ter grootte van 0,167% van het verwachte geborgd schuldrestant ultimo voorgaand jaar. Dit percentage is de helft van het vastgesteld maximaal jaarlijks obligo, en is gelijk aan vorig jaar.

Het daadwerkelijk (verwacht) te heffen obligo kan afwijken van dit ingerekende bedrag. Dit te heffen obligo zal blijken uit een door WSW gepubliceerde liquiditeitsprognose, en uit communicatie hierover aan de individuele deelnemer van WSW. De afgelopen jaren is ook gebleken dat de werkelijke obligoheffing lager ligt. Het in te rekenen percentage achten we daarom prudent. Daar staat tegenover dat het risicovermogen ook moet meegroeien met de verwachte stijging van het geborgd volume in de sector en ook voldoende moet zijn in een situatie als het risicoprofiel van onze deelnemers toeneemt.